Snelwegen dicht, rotondes geblokkeerd, en een regering die zichtbaar zenuwachtig is: het Franse boerenprotest is uitgegroeid tot een landelijke krachtmeting. In januari 2024 trokken duizenden tractors richting regionale hoofdsteden en knooppunten rond Parijs, Lyon, Bordeaux en Toulouse. De woede stapelt zich op: hogere kosten, lagere marges, en een beleid dat volgens boeren wordt doorgedrukt zonder oog voor de praktijk. De sfeer is gespannen; bij een wegversperring kwam het zelfs tot een dodelijk ongeluk in een boerengezin, een klap die ook tussen de protesterende collega’s hard aankwam.
Frankrijk is de grootste landbouwproducent van de Europese Unie. Dat maakt het conflict meteen politiek explosief. Boeren voelen zich uitgezonderd als probleemsector in de klimaataanpak, terwijl ze zeggen juist onderdeel van de oplossing te willen zijn. De timing is pikant: na soortgelijke acties in Duitsland, Polen en Roemenië rolt de agrarische onvrede als een golf over Europa. Parijs kan zich geen langdurige blokkade van logistieke aderen permitteren, maar de boerenbonden kondigen aan niet te wijken zonder concrete toezeggingen.
Premier Gabriel Attal, net aangetreden, schoof aan tafel met de vakbonden en sprak zijn begrip uit. Hij beloofde snel maatregelen, maar dat temperde de acties nauwelijks. Boerenleiders noemen het “mooie woorden, weinig houvast”. De jonge boerenvoorman Arnaud Gaillot waarschuwde dat Frankrijk nog maar aan het begin staat van een grote beweging, mocht het kabinet geen duidelijke antwoorden geven.
De lont in het kruitvat is de afschaffing van het belastingvoordeel op rode diesel (gazole non routier) voor landbouwmachines. Brandstofkosten zijn een vaste hap uit het bedrijfsbudget; elke cent tikt door in een sector waar marges flinterdun zijn. Tegelijk hangen er nieuwe eisen boven de markt vanuit Brussel: de EU wil tegen 2030 minstens 55 procent minder broeikasgassen uitstoten. Lidstaten krijgen ruimte voor eigen invulling, maar in Frankrijk komt dat in de praktijk neer op meer papierwerk, strengere regels rond mest, water en gewasbescherming, en controles die volgens boeren vaak willekeurig aanvoelen.
Daarbovenop drukken andere kosten. Kunstmest en veevoer werden de afgelopen jaren duurder, terwijl supermarkten en verwerkers fel op inkoopprijzen sturen. De Franse prijzengarantiewetgeving (de zogeheten Égalim-wetten) moet boeren beschermen, maar volgens de bonden wordt die te slap gehandhaafd. En dan is er de angst voor importen die niet aan dezelfde standaarden voldoen. In het zuiden keerden demonstranten zich tegen buitenlandse vrachtwagens met groente en fruit: zij vinden dat Franse telers concurreren met producten die onder soepelere regels tot stand komen.
De eisen van de boeren zijn breed, maar draaien om drie assen: bestaanszekerheid, eerlijke concurrentie en werkbare klimaatregels. In hun pakket aan Parijs en Brussel staan onder meer:
De regering probeert intussen tijd te kopen. Attal zegt dat de ecologische transitie “met boeren, niet tegen boeren” moet gebeuren. In Parijs circuleren opties: het tempo van de dieselafbouw aanpassen, extra geld voor jonge boeren en noodfondsen voor sectoren in zwaar weer. Ook klinkt de belofte om de Égalim-regels harder te handhaven en sneller Europese landbouwsubsidies uit te betalen. Maar de bonden willen zwart-op-wit garanties, geen vage richting.
In Brussel wordt gekeken waar de teugels losser kunnen. De Commissie liet eerder al tijdelijk meer flexibiliteit toe bij vergroeningseisen binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, bijvoorbeeld rond braaklegging en vruchtwisseling in jaren met uitzonderlijke druk. Lidstaten duwen nu op meer structurele ruimte. Voor Frankrijk zou dat betekenen: minder vinkjes en controles, meer vertrouwen in bedrijfsplannen die per regio zijn afgestemd op waterbeschikbaarheid en bodemkwaliteit.
De kwestie gaat dieper dan diesel of één wet. Frankrijk ziet zijn platteland veranderen: bedrijven worden groter, het aantal boeren krimpt en opvolging is een zorg. In sectoren als wijn en zuivel is de internationale concurrentie moordend, oogsten wisselen door droogte en extreme neerslag, en investeringen in modernisering (waterbesparing, precisielandbouw) vragen kapitaal dat veel bedrijven niet hebben. Boeren horen dat ze “groen” moeten, maar zien tegelijk dat de markt hun extra kosten niet vergoedt.
Politiek ligt dit dossier gevoelig. Landbouw vormt de ruggengraat van het Franse zelfbeeld, van AOC-kaas tot tarwegraan en Champagne. Kabinetten weten: als tractors de ringwegen blokkeren, staat het land stil. De politie houdt zich daarom opvallend terughoudend. Prefecten sturen op omleidingen, gesprekken en de-escalatie, al grijpen ze in bij gevaarlijke situaties. Het tragische ongeluk bij een blokkade heeft de urgentie vergroot om escalatie te voorkomen.
Europa kijkt mee. In Duitsland ontstond de storm na het schrappen van landbouwdieselvoordelen; in Polen en Roemenië richt de woede zich op graanimporten en concurrentiedruk. Het patroon is overal hetzelfde: de transitie is nodig, zeggen ook veel boeren, maar de rekening komt nu te vaak bij hen terecht. Zonder verdienperspectief blijft elke groene maatregel papier.
De komende dagen zijn cruciaal. De grootste bond, FNSEA, en de Jeunes Agriculteurs beoordelen de eerste regeringsvoorstellen streng. Als die mager uitvallen, volgen zwaardere acties en langere blokkades. Krijgen ze wel concrete toezeggingen — over prijzen, diesel en minder regeldruk — dan kan de temperatuur dalen. Tot die tijd blijft Frankrijk in de ban van ronkende motoren, zwaailichten en de vraag die boven alles hangt: wie betaalt de transitie, en wanneer voelt de boer dat in zijn portemonnee?